Recht op zes weken pleegouderverlof

Tot voor 1 januari hadden pleegouders per koppel slechts zes dagen administratief verlof om allerhande zaken, te regelen, zoals naar de rechtbank gaan of voor contacten met de ouders of de dienst pleegzorg. Voor zorgtaken kregen ze geen verlof. Maar daar kwam dit jaar verandering in. Vanaf 1 januari 2019 hebben pleegzorgers en adoptieouders recht op zes weken verlof per ouder. Om de twee jaar komt daar nog een week bij met een maximum van vijf bijkomende weken tegen 2027. Die bijkomende weken kunnen de pleeg- of adoptieouders onder elkaar verdelen. “Dat is nodig zodat de pleegkinderen, die vaak erg kwetsbaar zijn, zich kunnen hechten aan de pleegouders en de nieuwe omgeving”, zeggen beide parlementsleden.

Concreet moet de regelgeving rond arbeidsovereenkomsten worden aangepast aan de wet. “Zo moet gestipuleerd worden dat de drie eerste dagen pleegouderverlof ten laste van de werkgever vallen en de rest ten laste van de mutualiteit. Werknemers hebben recht op 82 procent van hun loon met een maximum van 114,59 euro per dag of 3.437 euro per maand. Voor zelfstandigen moet worden vastgelegd dat ze recht hebben op een forfait van 2.077 euro,” verduidelijkt Kamerlid Van Vaerenbergh.

“Regering wil doen wat ze niet mag, maar doet niet wat ze moet”

“Sinds de stemming in het parlement zijn vier maanden verstreken: drie maanden als regering met volheid van bevoegdheid en een maand in lopende zaken. Er is dus ruim de tijd geweest om de uitvoeringsbesluiten te nemen, ook vóór de val van de regering. Nadat de regering eerder een volwaardig statuut voorzag met rechten en plichten voor pleegzorg was deze wetgeving een sluitstuk om pleegouders te ondersteunen en meer kandidaten te rekruteren. Dat is nodig om de meer dan 800 kinderen die in Vlaanderen op de wachtlijst staan een thuis te bezorgen”, zeggen Van Vaerenbergh en Parys.

De regering kan, volgens de Raad van State , Koninklijke Besluiten uitvaardigen wanneer de zaak dringend is, het een zaak van louter dagelijks bestuur is of de politieke beslissing reeds genomen werd vooraleer de regering in lopende zaken belandde. Dat geldt voor alle beslissingen omtrent de thematische verloven. “De regering in lopende zaken wil veel doen wat ze eigenlijk niet mag, maar doet niet wat ze wat wel kan én nodig is”, besluit Van Vaerenbergh.